BLOCK 1
BLOCK 2
BLOCK 3
31. 💡 Prepositions
34 Topics | 8 Quizzes
BLOCK 4

7.6 Sound stability

🇳🇱 Klankstabiliteit

🇬🇧

Pak pen en papier.

Kun jij deze werkwoorden vervoegen:

Werken, zoeken, koken, spelen

🇬🇧

Iets bedacht? Klik op de knop om de antwoorden te zien.

werken zoeken koken spelen
ik
jij
hij / zij
Wij
Jullie
Zij

🇬🇧

Vergelijk jouw antwoorden eens met de oplossing. Welke werkwoorden heb jij anders gemaakt?

Waarschijnlijk heb je ‘koken’ en ‘spelen’ fout. Dat is logisch, want die werkwoorden veranderen een klein beetje. 

Dat gebeurt met een reden.

🇬🇧

De reden is de uitspraak. We willen woorden zo veel mogelijk hetzelfde laten klinken. De klinker verandert hier anders. 

Dit noemen we klankstabiliteit. Dit heb je ook gezien bij de meervouden.

‘Koken’ en ‘spelen’ hebben lange klinkers. Om de uitspraak lang te houden, moeten we de klinker verdubbelen. 

Dat is hoe koken, kook(t) wordt en spelen, speel(t). 

🇬🇧

De spelling en uitspraak van werkwoorden is heel belangrijk, want je krijgt soms een heel ander werkwoord als je de klank verandert. En dan zeg je opeens iets compleet anders. 

Bijvoorbeeld bij het werkwoord ‘spelen’. 

‘Spelen’ heeft een lange e-klank. 

De correcte ik-vorm is: ‘ik speel’. ‘Speel’ heeft een dubbele ⟨e⟩ voor de lange klank. 

Als je zegt ‘ik spel’, gebruik je per ongeluk het werkwoord ‘spellen’ 

Het werkwoord ‘spellen’ heeft een korte e-klank.  

De ik-vorm van dat werkwoord is: ‘ik spel’. 

‘Spel’ heeft een enkele [e] voor de korte klank. 

🇬🇧

Kijk ook maar naar deze paren.

Dit zijn voorbeelden van werkwoorden die twee hele verschillende betekenissen hebben. 

🇳🇱 🇬🇧 🇳🇱 🇬🇧
Ik steek I stab Ik stek I propagate
Ik lees I read Ik les I take lessons
Ik koop I buy Ik kop I head (a ball)
Ik steel I steal Ik stel I state

🇬🇧

Kun jij nu raden wat de stam is van deze werkwoorden?

praten

praat

wonen

woon

nemen

neem

raden

raad

weten

weet

🇬🇧

Bij deze werkwoorden krijgt de stam een extra klinker. Bijvoorbeeld: 

koken → kook

Hier gebeurt eigenlijk hetzelfde als bij het meervoud van ‘boot’.

‘Boot’ heeft een lange ⟨o⟩. Het meervoud wordt ‘boten’, met een enkele ⟨o⟩.

Bij ‘boot’ moet een ⟨o⟩ weggehaald worden, want een lettergreep eindigt nooit op een dubbele klinker. 

Bij ‘koken’ is de uitspraak ook met een lange ⟨o⟩.

Bij ‘kook’ moet de ⟨o⟩ verdubbeld worden, want alleen dan is de uitspraak met een lange ⟨o⟩.

🇬🇧

Voor de tweede regel kijken we naar werkwoorden met dubbele medeklinkers. 

 

Wat is de stam van deze werkwoorden?

bakken

bak

zeggen

zeg

zitten

zit

stoppen

stop

kennen

ken

vallen

val

🇬🇧

Bij deze werkwoorden verliest de stam een medeklinker. Bijvoorbeeld:

pakken → pak

Hier gebeurt eigenlijk hetzelfde als bij het meervoud van ‘man’. Dat wordt ‘mannen’, met een dubbele ⟨n⟩.

Bij ‘man’ moet de ⟨n⟩ verdubbeld worden, want alleen dan is de uitspraak met een korte ⟨a⟩.

🇬🇧

Bij ‘pakken’ is de uitspraak ook met een korte ⟨a⟩. 

Onthoud: een lettergreep eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers. Dus de tweede ⟨k⟩ in ‘pakk’ moet weg. 

Voor de derde regel kijken we naar de letters ⟨z⟩ en ⟨v⟩. 

Wat is de stam van deze werkwoorden?

reizen

reis

verven

verf

drijven

drijf

blijven

blijf

wijzen

wijs

🇬🇧

Bij deze werkwoorden wordt de ⟨v⟩ een ⟨f⟩ en wordt de ⟨z⟩ een ⟨s⟩. Bijvoorbeeld:

kiezen → kies

schrijven → schrijf

Dit is hetzelfde proces als bij de meervouden, maar dan de andere kant op: 

brief → brieven en neus → neuzen

🇬🇧

De ⟨v⟩ wordt een ⟨f⟩ en de ⟨z⟩ wordt een ⟨s⟩ na een lange klinker of een tweeklank, als je de stam van een werkwoord maakt. 

De ⟨v⟩ wordt ook een ⟨f⟩ na een ⟨l⟩ of een ⟨r⟩.

Kijk maar:

wij golven → ik golf 

wij durven → ik durf

De ⟨z⟩wordt ook een ⟨s⟩ na een ⟨l⟩, ⟨n⟩ of een ⟨r⟩.

Kijk maar:

wij omhelzen → ik omhels 

wij bonzen → ik bons

🇬🇧

Soms komt deze verandering ook samen voor met de verdubbeling van klinker. Bijvoorbeeld bij het werkwoord ‘geven’. De stam wordt dan ‘geef’. 

Klankstabiliteit is een belangrijke regel in het Nederlands. Je zult deze regel nog veel vaker zien.

We have seen four(4) variations of the present tense.

These four variations are called root groups (stamgroepen), because the root changes. The root is the entire verb minus -en. This is the default rule.

Root group 1 is the default. These verbs have no change: ‘werken’ becomes ‘ik werk’. The I-form is just the whole verb minus -en. 

Root group 2 has verbs with one vowel with a long sound + one consonant (before -en). These verbs get a double vowel: ‘kopen’ becomes ‘ik koop’.

Root group 3 has verbs with a double consonant (before -en). These verbs lose a consonant: ‘rennen’ becomes ‘ik ren’.

Root group 4 has verbs with a ⟨v⟩ or ⟨z⟩ (before -en). These verbs get an ⟨f⟩ instead of a ⟨z⟩ and an ⟨s⟩ instead of a ⟨z⟩: ‘reizen’ becomes ‘ik reis’ and ‘blijven’ becomes ‘ik blijf’.