π¬π§
π¬π§
Niet alle werkwoorden volgen de standaardregels. Sommige werkwoorden zijn onregelmatig. Dit zijn werkwoorden die we veel gebruiken in het Nederlands.Β
In deze les leer je over de zeven (7) meest belangrijke onregelmatige werkwoorden.Β
In alle talen zijn de twee belangrijkste werkwoorden: βhebbenβ en βzijnβ. Helaas zijn deze twee ook in bijna alle talen onregelmatig. Ook in het Nederlands.
De werkwoorden βhebbenβ en βzijnβ verschillen veel van de standaardregel. Kijk maar naar de tabel.
Scroll naar rechts voor meerΒ
π¬π§ Scroll right for moreΒ
π³π± NL | π¬π§ EN | π©πͺ DU | π«π· FR | π΅πΉ PT |
---|---|---|---|---|
zijn | to be | sein | Γͺtre | ser / estar |
Ik ben | I am | Ich bin | Je suis | Eu sou / estou |
Jij bent | You are | Du bist | Tu es | Tu Γ©s / estΓ‘s |
Hij / zij is | He / she is | Er / sie ist | Il / elle est | Ele / ela Γ© / estΓ‘ |
Wij zijn | We are | Wir sind | Nous sommes | NΓ³s somos / estamos |
Jullie zijn | You are | Ihr seid | Vous Γͺtes | VΓ³s estais / estais |
Zij zijn | They are | Sie sind | Ils / elles sont | Eles / elas sΓ£o / estΓ£o |
Scroll naar rechts voor meerΒ
π¬π§ Scroll right for moreΒ
π³π± NL | π¬π§ EN | π©πͺ DU | π«π· FR | π΅πΉ PT |
---|---|---|---|---|
hebben | to have | haben | avoir | ter |
Ik heb | I have | Ich habe | Jβai | Eu tenho |
Jij hebt | You have | Du hast | Tu as | Tu tens |
Hij / zij heeft | He / she has | Er / sie hat | Il / elle a | Ele / ela tem |
Wij hebben | We have | Wir haben | Nous avons | NΓ³s temos |
Jullie hebben | You have | Ihr habt | Vous avez | VΓ³s tendes |
Zij hebben | They have | Sie haben | Ils / elles ont | Eles / elas tΓͺm |
π¬π§
We hebben dan ook nog vijf (5) semi-regelmatige werkwoorden: komen, willen, kunnen, moeten en mogen.Β
Deze werkwoorden verschillen een klein beetje van de standaardregel.Β
Kijk maar naar de tabel.Β
komen | willen | kunnen | moeten | mogen | ||
---|---|---|---|---|---|---|
ik | - | kom | wil | kan | moet | mag |
jij | -t | komt | wil_ / wilt | kan / kunt | moet_ | mag_ |
hij / zij | -t | komt | wil_ | kan | moet_ | mag_ |
wij / jullie / zij | -en | komen | willen | kunnen | moeten | mogen |
π¬π§
De betekenis van sommige van deze werkwoorden is niet altijd 100% hetzelfde als in het andere talen. Je leert meer over die werkwoorden in Blok 3 in de les over ‘modal verbs’ (modale werkwoorden).Β Β
Voor nu kun je kijken naar deze voorbeeldzinnen:
Scroll naar rechts voor meerΒ
π¬π§ Scroll right for moreΒ
π³π± NL | π¬π§ EN | ||
---|---|---|---|
komen | Mijn vader komt op bezoek. | come | My father is coming to visit. |
willen | Ik wil chocolade. | want | I want chocolate. |
kunnen | Ik kan dit. | can | I can do this. |
moeten | Wij moeten naar huis. | must | We must go home. |
mogen | Ik mag niet naar buiten. | allowed | I can't go outside. |
Hi! We just wanted to let you know that we use cookies on our site. These cookies enhance your experience, improve the quality of our site, and help us show you things that are more likely to be relevant to you. You have the option to manually allow third parties (including our advertising partners) to enable cookies on our website. By clicking 'Accept', you're agreeing to the placement and use of cookies described in our Cookie Policy. That's all. Thanks for reading!