🇬🇧
🇬🇧
Om de verleden tijd te maken, moet je eerst de stam van een werkwoord vinden.
In de A1-module hebben we besproken wat de stam is en hoe je die vindt.
Laten we die informatie even herhalen.
In het Nederlands hebben we vier ‘stamgroepen’. De vorm van de stam verandert soms als gevolg van klankstabiliteit.
🇬🇧
In stamgroep 1 zitten de regelmatigste werkwoorden. Bijvoorbeeld ‘werken’ en ‘fietsen’. De stam verandert hier niet. Vaak zijn dit stammen die eindigen op twee of drie verschillende medeklinkers.
Hele werkwoord | De stam | |
---|---|---|
werken | -en | (ik) werk |
fietsen | -en | (ik) fiets |
vluchten | -en | (ik) vlucht |
gooien | -en | (ik) gooi |
luisteren | -en | (ik) luister |
antwoorden | -en | (ik) antwoord |
🇬🇧
In stamgroep 2 zitten werkwoorden waarvan de ruwe stam eindigt op één medeklinker na een lange klinker. Bijvoorbeeld ‘vragen’ en ‘eten’.
In het Nederlands spreken we een klinker kort uit als deze met één letter geschreven wordt in een gesloten lettergreep (een lettergreep die eindigt op een medeklinker). In het hele werkwoord klinkt de klinker lang, dus die klank moeten we houden. Daarom moet je de klinker met dubbele letters schrijven.
Hele werkwoord | De ruwe stam | De stam | |
---|---|---|---|
maken | -en | (ik) mak | (ik) maak |
gapen | -en | (ik) gap | (ik) gaap |
praten | -en | (ik) prat | (ik) praat |
spelen | -en | (ik) spel | (ik) speel |
leren | -en | (ik) ler | (ik) leer |
raden | -en | (ik) rad | (ik) raad |
🇬🇧
In stamgroep 3 zitten werkwoorden waarbij de ruwe stam eindigt op twee medeklinkers na een korte klinker. Bijvoorbeeld ‘zitten’ en ‘bakken’.
Volgens de Nederlandse spellingsregels mag een lettergreep niet eindigen op twee dezelfde medeklinkers. Dus moeten we één van die medeklinkers weghalen.
Hele werkwoord | De ruwe stam | De stam | ||
---|---|---|---|---|
pakken | -en | (ik) pakk | -k | (ik) pak |
scheppen | -en | (ik) schepp | -p | (ik) schep |
zetten | -en | (ik) zett | -t | (ik) zet |
vullen | -en | (ik) vull | -l | (ik) vul |
porren | -en | (ik) porr | -r | (ik) por |
redden | -en | (ik) redd | -d | (ik) red |
🇬🇧
In stamgroep 4 zitten werkwoorden waarbij de ruwe stam eindigt op een v of een z.
De ⟨v⟩ en de ⟨z⟩ worden dan een ⟨f⟩ en een ⟨s⟩. Bijvoorbeeld ‘geven’ en ‘lezen’.
Deze werkwoorden kunnen ook in stamgroep 2 zitten. Kijk maar naar de twee voorbeelden. Dan krijgen ze ook een extra klinker.
Hele werkwoord | De ruwe stam | De stam | |||
---|---|---|---|---|---|
hoeven | -en | (ik) hoev | -v | + f | (ik) hoef |
durven | -en | (ik) durv | -v | + f | (ik) durf |
leven | -en | (ik) lev | -v | + ef | (ik) leef |
niezen | -en | (ik) niez | -z | + s | (ik) nies |
reizen | -en | (ik) reiz | -z | + s | (ik) reis |
grazen | -en | (ik) graz | -z | + as | (ik) graas |
Hi! We just wanted to let you know that we use cookies on our site. These cookies enhance your experience, improve the quality of our site, and help us show you things that are more likely to be relevant to you. You have the option to manually allow third parties (including our advertising partners) to enable cookies on our website. By clicking 'Accept', you're agreeing to the placement and use of cookies described in our Cookie Policy. That's all. Thanks for reading!