BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

10.3 📖 Inductive rules | verb tense

🇳🇱 Inductieve regels | werkwoordstijd

🇬🇧

We kunnen werkwoordstijden op verschillende manieren onderscheiden. Als eerste hebben we de tegenstelling tussen dingen die nu gebeuren (dicht bij het moment dat je spreekt) en dingen die in het verleden gebeurden (verder weg van het moment dat je spreekt). 

Deze twee werkwoordstijden zijn de basis van alle werkwoordstijden: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 

De tegenwoordige tijd hebben we in de A1-module besproken. 

In deze les gaan we het hebben over de verleden tijd. 

Met deze tijd kun je eindelijk praten over dingen die al gebeurd zijn. 

New term unlocked!

verleden tijd

Een van de hulpwerkwoorden die samen met de stamvorm van een ander werkwoord worden gebruikt om onderscheid in stemming uit te drukken.

Academisch

English

Past tense

🇬🇧

Kijk nog eens naar de Bloktekst. Kun je herkennen welke werkwoorden iets zeggen over het verleden? 

Tip: kijk naar andere woorden in de zin die iets zeggen over tijd.

🇬🇧

Iets bedacht? Klik op de knop om verder te gaan.

Bart ligt in bed. Hij is moe, maar erg blij. Gisteravond was heel fijn. Hij denkt terug aan de vorige dag: 

Bart was op bezoek bij zijn vriend Jaafar. Ze belden elke week om te kletsen, maar nu konden ze eindelijk in het echt praten. Bart wilde direct een knuffel aan Jaafar geven, en Jaafar ook aan hem. Ze knuffelden eventjes en liepen daarna naar de keuken. 

Ze hadden ook al plannen: ze wilden samen koken en daarna tv kijken. Jaafar, die het eten van Bart saai vond, koos het recept. En het eten was goed gelukt, want Jaafar kan goed koken. Bart gebruikte bijna suiker in plaats van zout, maar Jaafar zag het net op tijd en redde de maaltijd.

Het eten was klaar om vijf voor zes. Ze pakten hun borden en gingen op de bank zitten. 

“Wat wil je kijken?” vroeg Bart aan Jaafar. Jaafar keek op de klok.

“Het nieuws begint zo. Zullen we dat eerst kijken?” vroeg Jaafar. “We kunnen later wel een film kijken, als je dat oké vindt”.

“Oké! Kun je mij de afstandsbediening geven?” antwoordde Bart. 

“Tuurlijk. Wil je deze kleine of die grote?” Hij wees naar de twee verschillende afstandsbedieningen. 

“Geef mij de kleine maar”, antwoordde Bart. Jaafar gaf die aan Bart en Bart zette meteen de tv aan. Het deuntje van het nieuws was luid, maar het was gelukkig snel voorbij. 

“Goedenavond. Mensen lezen te weinig in het Nederlands, een zware storm komt morgen naar ons land en mensen mogen toch een rustig protest houden in Den Haag. Deze onderwerpen en nog meer komen in het nieuws”, klonk de introductie. 

‘Het is niet echt nieuws dat mensen te weinig boeken lezen’, dacht Bart, ‘dat vertellen ze elk jaar’. Hij nam een hap van zijn eten. “WAUW!” zei hij met zijn mond vol. 

“Wat?” vroeg Jaafar.

“DIT IS ECHT LEKKER!” schreeuwde Bart uit. Jaafar lachte. 

“Ik kan je het recept geven, als je het lief vraagt”, zei Jaafar. Bart knikte en nam nog een hap. “Vergeet dan niet dat je zout gebruikt en geen suiker.”

“Haha”, zei Bart sarcastisch. “Ik denk dat dat geen probleem wordt.” Het gesprek eindigde met die woorden en ze focusten hun aandacht weer op het nieuws.

“Mensen lezen steeds minder in het Nederlands. Dat zegt professor Lesenboek, met wie wij spreken.” Het beeld veranderde naar een man in een bibliotheek. 

“We deden dit onderzoek een jaar geleden. Mensen willen tegenwoordig minder Nederlandse boeken lezen, omdat ze liever Engelse boeken kiezen”, begon de man. “Ik vind dat geen groot probleem, omdat mensen meer lezen dan vorig jaar. De taal van een boek is niet het belangrijkst, als mensen maar lezen.”

Jaafar liet een boertje dat erg stonk. 

“Bah, Jaafar”, lachte Bart.

“Sorry”, zei Jaafar. “Lees jij boeken, Bart?”

“Ja, ik lees boeken om te ontspannen. Dat is iets wat ik elke avond doe. Hoezo?”

“Ik was nieuwsgierig. Ik sport ‘s ochtends om te ontspannen. Ik lees niet veel, want ik ken geen goede boeken, maar ik wil meer boeken lezen.”

“Ik kan je wel boeken aanraden, als je dat wilt.”

“Ken jij boeken die spannend zijn? Ik lees graag boeken die mij bang maken.”

Bart dacht aan de boeken in zijn boekenkast. Had hij daar een boek dat spannend was? “Ik zal kijken, ik denk dat ik wat voor je heb. Ik zal vanavond voor je kijken!”

Een harde knal klonk uit de luidsprekers en Bart en Jaafar keken naar het televisiescherm. Ze lieten daar een protest zien. Het leek rustig, dus ze wisten niet wat die knal was. Ze bleven kijken en luisteren, maar het werd niet uitgelegd. 

“Deze mensen staan hier om aandacht te vragen voor leraren. Ze zeggen dat de werkdruk te hoog is en de lonen te laag blijven. Ze willen verbetering, omdat het belangrijk werk is. Hier is Youssef, die vandaag bij het protest is. Youssef, wat willen deze mensen?”

“Deze mensen zeggen dat docenten vergeten worden. Veel scholen hebben te weinig leraren. De docenten met wie ik heb gesproken, zijn boos. De werkdruk wordt hoger en de lonen zijn relatief laag. Mensen willen geen docent worden als dit niet verandert. Ze vragen aandacht hiervoor met dit protest, dat duurt tot middernacht.”

“Dankjewel, Youssef.”

Bart nam de laatste hap van zijn eten. Hij keek naar Jaafar, die zijn bord al leeg had. Hij pakte zijn bord en stond op. “Wil je wat drinken? Ik ga naar de keuken omdat ik de borden wil opruimen.”

“Ja, ik zag een blikje cola in de koelkast. Ik wil dat wel”, antwoordde Jaafar terwijl hij zijn bord aan Bart gaf. Een paar minuten later kwam Bart terug.

“Wil je dit blikje of deze fles?” Jaafar wees naar het blikje. Bart gaf het blikje cola aan hem. Hij liep naar de bank om te gaan zitten, maar hij struikelde en viel op de grond. 

“OEF!” kreunde hij. Hij stond langzaam op.

“Gaat het?” vroeg Jaafar bezorgd. 

Bart knikte. “Ik krijg een paar blauwe plekken, maar ik heb niets. Ik bloed niet, dus ik ben oké.” Hij veegde het stof van zijn handen en ging zitten. Hij had zelf geen drinken, omdat hij geen dorst had. Ze keken weer naar het nieuws. 

“En nu: het weer.” Een deuntje klonk om het nieuwe onderwerp te introduceren. Het was een luid deuntje dat Bart ook stom vond. En hij zei dat.

Jaafar grinnikte. “Welk deuntje vind je leuker? Dit deuntje of die eerste?” Bart zei iets wat Jaafar niet kon verstaan. “Sorry, wat zei je?”

“Ik zei dat beide deuntjes te luid zijn, wat ik enorm vervelend vind.”

“Je zei iets anders”, zei Jaafar. Hij kende Bart goed, dus hij kon zien dat Bart loog. 

Bart zuchtte. “Oké, ik vloekte misschien een beetje … Oh, het weer!”

“Morgen gaat het stormen. We voorspelden dit gisteren, maar het is nu zeker. We verwachten zon in het noorden, maar de rest van Nederland krijgt regen. Experts waarschuwen voor extreme wind en bliksem. De treinen zullen ook minder rijden. Het advies is: ‘blijf thuis’.”

Bart zette de televisie uit en zuchtte diep. 

“Wat?” vroeg Jaafar. “Had je plannen morgen?”

“Nee, maar het gaat stormen, wat niet ideaal is. Ik houd niet van het lawaai dat bij een storm hoort.”

“Hoezo?”

Barts wangen werden rood en hij keek verlegen naar de grond. “… Ik vind donder en bliksem een beetje eng.”

Jaafar knikte. Bart was dankbaar dat hij niet lachte of hem plaagde. Hij veranderde snel het onderwerp en liep naar de boekenkast. Jaafar en Bart stonden stil naast elkaar. Barts schouder raakte die van Jaafar zachtjes. 

“Dus, je houdt van enge boeken, toch?” vroeg Bart.

“Ja, dat klopt”, antwoordde Jaafar. 

“Heb je deze ooit gelezen? De personages zijn heel leuk. Het boek is heel mooi om te lezen.” Bart gaf een boek aan Jaafar. Jaafar las de achterkant.
“Oh ja, deze ken ik. Ik mocht dit boek vroeger niet lezen, dus las ik het stiekem”, glimlachte Jaafar. “Ik vond het gaaf.”

Bart knikte en wees naar twee andere boeken. “Ik heb meer opties. Wil je eerst deze of die zien?”

“Die! Die is dikker, wat ik fijn vind. Ik kan dan langer lezen. Ik las vroeger altijd dikke boeken.” Bart gaf Jaafar het boek dat hij koos. 

“Ik heb nog een boek. Sami, aan wie ik het boek uitleende, heeft die nu.”

“Deze klinkt gaaf”, zei Jaafar. “Mag ik deze lenen?”

“Natuurlijk. Je mag die lenen, maar ook deze.” Bart gaf Jaafar nog een boek. “Het is niet heel eng, maar het is heel goed.”

“Dank je!” zei Jaafar. Hij stopte de boeken in zijn tas, die naast de bank stond. “Zullen we nu een film kijken?”

Bart knikte. “Goed plan. Hoe heet die film die je noemde vanmiddag?”

Het was een horrorfilm. Jaafar was niet bang, maar Bart wel. Hij greep Jaafars hand stevig vast als het monster in beeld was. 

Ze zetten een andere film op die minder eng was. Jaafar vond het jammer dat Bart zijn hand losliet, maar hij was ook blij. Deze avond was heel fijn. Het was heel ontspannend. Jaafar wenste dat ze dit vaker gingen doen.

En zo zaten Bart en Jaafar gezellig samen op de bank. Ze keken meerdere films die avond. Ze vielen pas na middernacht in slaap op die bank. Het was een goede avond.

Bart zucht en gaat anders liggen. Hij sliep goed afgelopen nacht. Hij denkt dat het komt door Jaafar. Hij gaat Jaafar morgen weer bellen, maar hij wil nu gaan slapen.