π¬π§
π¬π§
We kunnen werkwoordstijden op verschillende manieren onderscheiden. Als eerste hebben we de tegenstelling tussen dingen die nu gebeuren (dicht bij het moment dat je spreekt) en dingen die in het verleden gebeurden (verder weg van het moment dat je spreekt).Β
Deze twee werkwoordstijden zijn de basis van alle werkwoordstijden: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.Β
De tegenwoordige tijd hebben we in de A1-module besproken.Β
Talking about something happening now.
In deze les gaan we het hebben over de verleden tijd.Β
Met deze tijd kun je eindelijk praten over dingen die al gebeurd zijn.Β
Een van de hulpwerkwoorden die samen met de stamvorm van een ander werkwoord worden gebruikt om onderscheid in stemming uit te drukken.
–
Past tense
π¬π§
Kijk nog eens naar de Bloktekst. Kun je herkennen welke werkwoorden iets zeggen over het verleden?Β
Tip: kijk naar andere woorden in de zin die iets zeggen over tijd.
π¬π§
Iets bedacht? Klik op de knop om verder te gaan.
π¬π§
Voorbeeldantwoorden:
Gisteravond was heel fijn. |
We deden dit onderzoek een jaar geleden. |
We voorspelden dit gisteren, maar het is nu zeker. |
Ik las vroeger altijd dikke boeken. |
Hi! We just wanted to let you know that we use cookies on our site. These cookies enhance your experience, improve the quality of our site, and help us show you things that are more likely to be relevant to you. You have the option to manually allow third parties (including our advertising partners) to enable cookies on our website. By clicking 'Accept', you're agreeing to the placement and use of cookies described in our Cookie Policy. That's all. Thanks for reading!
Bart ligt in bed. Hij is moe, maar erg blij. Gisteravond was heel fijn. Hij denkt terug aan de vorige dag:Β
Bart was op bezoek bij zijn vriend Jaafar. Ze belden elke week om te kletsen, maar nu konden ze eindelijk in het echt praten. Bart wilde direct een knuffel aan Jaafar geven, en Jaafar ook aan hem. Ze knuffelden eventjes en liepen daarna naar de keuken.Β
Ze hadden ook al plannen: ze wilden samen koken en daarna tv kijken. Jaafar, die het eten van Bart saai vond, koos het recept. En het eten was goed gelukt, want Jaafar kan goed koken. Bart gebruikte bijna suiker in plaats van zout, maar Jaafar zag het net op tijd en redde de maaltijd.
Het eten was klaar om vijf voor zes. Ze pakten hun borden en gingen op de bank zitten.Β
βWat wil je kijken?β vroeg Bart aan Jaafar. Jaafar keek op de klok.
βHet nieuws begint zo. Zullen we dat eerst kijken?β vroeg Jaafar. βWe kunnen later wel een film kijken, als je dat okΓ© vindtβ.
βOkΓ©! Kun je mij de afstandsbediening geven?β antwoordde Bart.Β
βTuurlijk. Wil je deze kleine of die grote?β Hij wees naar de twee verschillende afstandsbedieningen.Β
βGeef mij de kleine maarβ, antwoordde Bart. Jaafar gaf die aan Bart en Bart zette meteen de tv aan. Het deuntje van het nieuws was luid, maar het was gelukkig snel voorbij.Β
βGoedenavond. Mensen lezen te weinig in het Nederlands, een zware storm komt morgen naar ons land en mensen mogen toch een rustig protest houden in Den Haag. Deze onderwerpen en nog meer komen in het nieuwsβ, klonk de introductie.Β
βHet is niet echt nieuws dat mensen te weinig boeken lezenβ, dacht Bart, βdat vertellen ze elk jaarβ. Hij nam een hap van zijn eten. βWAUW!β zei hij met zijn mond vol.Β
βWat?β vroeg Jaafar.
βDIT IS ECHT LEKKER!β schreeuwde Bart uit. Jaafar lachte.Β
βIk kan je het recept geven, als je het lief vraagtβ, zei Jaafar. Bart knikte en nam nog een hap. βVergeet dan niet dat je zout gebruikt en geen suiker.β
βHahaβ, zei Bart sarcastisch. βIk denk dat dat geen probleem wordt.β Het gesprek eindigde met die woorden en ze focusten hun aandacht weer op het nieuws.
βMensen lezen steeds minder in het Nederlands. Dat zegt professor Lesenboek, met wie wij spreken.β Het beeld veranderde naar een man in een bibliotheek.Β
βWe deden dit onderzoek een jaar geleden. Mensen willen tegenwoordig minder Nederlandse boeken lezen, omdat ze liever Engelse boeken kiezenβ, begon de man. βIk vind dat geen groot probleem, omdat mensen meer lezen dan vorig jaar. De taal van een boek is niet het belangrijkst, als mensen maar lezen.β
Jaafar liet een boertje dat erg stonk.Β
βBah, Jaafarβ, lachte Bart.
βSorryβ, zei Jaafar. βLees jij boeken, Bart?β
βJa, ik lees boeken om te ontspannen. Dat is iets wat ik elke avond doe. Hoezo?β
βIk was nieuwsgierig. Ik sport βs ochtends om te ontspannen. Ik lees niet veel, want ik ken geen goede boeken, maar ik wil meer boeken lezen.β
βIk kan je wel boeken aanraden, als je dat wilt.β
βKen jij boeken die spannend zijn? Ik lees graag boeken die mij bang maken.β
Bart dacht aan de boeken in zijn boekenkast. Had hij daar een boek dat spannend was? βIk zal kijken, ik denk dat ik wat voor je heb. Ik zal vanavond voor je kijken!β
Een harde knal klonk uit de luidsprekers en Bart en Jaafar keken naar het televisiescherm. Ze lieten daar een protest zien. Het leek rustig, dus ze wisten niet wat die knal was. Ze bleven kijken en luisteren, maar het werd niet uitgelegd.Β
βDeze mensen staan hier om aandacht te vragen voor leraren. Ze zeggen dat de werkdruk te hoog is en de lonen te laag blijven. Ze willen verbetering, omdat het belangrijk werk is. Hier is Youssef, die vandaag bij het protest is. Youssef, wat willen deze mensen?β
βDeze mensen zeggen dat docenten vergeten worden. Veel scholen hebben te weinig leraren. De docenten met wie ik heb gesproken, zijn boos. De werkdruk wordt hoger en de lonen zijn relatief laag. Mensen willen geen docent worden als dit niet verandert. Ze vragen aandacht hiervoor met dit protest, dat duurt tot middernacht.β
“Dankjewel, Youssef.β
Bart nam de laatste hap van zijn eten. Hij keek naar Jaafar, die zijn bord al leeg had. Hij pakte zijn bord en stond op. βWil je wat drinken? Ik ga naar de keuken omdat ik de borden wil opruimen.β
βJa, ik zag een blikje cola in de koelkast. Ik wil dat welβ, antwoordde Jaafar terwijl hij zijn bord aan Bart gaf. Een paar minuten later kwam Bart terug.
βWil je dit blikje of deze fles?β Jaafar wees naar het blikje. Bart gaf het blikje cola aan hem. Hij liep naar de bank om te gaan zitten, maar hij struikelde en viel op de grond.Β
βOEF!β kreunde hij. Hij stond langzaam op.
βGaat het?β vroeg Jaafar bezorgd.Β
Bart knikte. βIk krijg een paar blauwe plekken, maar ik heb niets. Ik bloed niet, dus ik ben okΓ©.β Hij veegde het stof van zijn handen en ging zitten. Hij had zelf geen drinken, omdat hij geen dorst had. Ze keken weer naar het nieuws.Β
βEn nu: het weer.β Een deuntje klonk om het nieuwe onderwerp te introduceren. Het was een luid deuntje dat Bart ook stom vond. En hij zei dat.
Jaafar grinnikte. βWelk deuntje vind je leuker? Dit deuntje of die eerste?β Bart zei iets wat Jaafar niet kon verstaan. βSorry, wat zei je?β
βIk zei dat beide deuntjes te luid zijn, wat ik enorm vervelend vind.β
βJe zei iets andersβ, zei Jaafar. Hij kende Bart goed, dus hij kon zien dat Bart loog.Β
Bart zuchtte. βOkΓ©, ik vloekte misschien een beetje β¦ Oh, het weer!β
βMorgen gaat het stormen. We voorspelden dit gisteren, maar het is nu zeker. We verwachten zon in het noorden, maar de rest van Nederland krijgt regen. Experts waarschuwen voor extreme wind en bliksem. De treinen zullen ook minder rijden. Het advies is: βblijf thuisβ.β
Bart zette de televisie uit en zuchtte diep.Β
βWat?β vroeg Jaafar. βHad je plannen morgen?β
βNee, maar het gaat stormen, wat niet ideaal is. Ik houd niet van het lawaai dat bij een storm hoort.β
βHoezo?β
Barts wangen werden rood en hij keek verlegen naar de grond. β… Ik vind donder en bliksem een beetje eng.β
Jaafar knikte. Bart was dankbaar dat hij niet lachte of hem plaagde. Hij veranderde snel het onderwerp en liep naar de boekenkast. Jaafar en Bart stonden stil naast elkaar. Barts schouder raakte die van Jaafar zachtjes.Β
βDus, je houdt van enge boeken, toch?β vroeg Bart.
βJa, dat kloptβ, antwoordde Jaafar.Β
βHeb je deze ooit gelezen? De personages zijn heel leuk. Het boek is heel mooi om te lezen.β Bart gaf een boek aan Jaafar. Jaafar las de achterkant.
βOh ja, deze ken ik. Ik mocht dit boek vroeger niet lezen, dus las ik het stiekemβ, glimlachte Jaafar. βIk vond het gaaf.β
Bart knikte en wees naar twee andere boeken. βIk heb meer opties. Wil je eerst deze of die zien?β
βDie! Die is dikker, wat ik fijn vind. Ik kan dan langer lezen. Ik las vroeger altijd dikke boeken.β Bart gaf Jaafar het boek dat hij koos.Β
βIk heb nog een boek. Sami, aan wie ik het boek uitleende, heeft die nu.β
βDeze klinkt gaafβ, zei Jaafar. βMag ik deze lenen?β
βNatuurlijk. Je mag die lenen, maar ook deze.β Bart gaf Jaafar nog een boek. βHet is niet heel eng, maar het is heel goed.β
βDank je!β zei Jaafar. Hij stopte de boeken in zijn tas, die naast de bank stond. βZullen we nu een film kijken?β
Bart knikte. βGoed plan. Hoe heet die film die je noemde vanmiddag?β
Het was een horrorfilm. Jaafar was niet bang, maar Bart wel. Hij greep Jaafars hand stevig vast als het monster in beeld was.Β
Ze zetten een andere film op die minder eng was. Jaafar vond het jammer dat Bart zijn hand losliet, maar hij was ook blij. Deze avond was heel fijn. Het was heel ontspannend. Jaafar wenste dat ze dit vaker gingen doen.
En zo zaten Bart en Jaafar gezellig samen op de bank. Ze keken meerdere films die avond. Ze vielen pas na middernacht in slaap op die bank. Het was een goede avond.
Bart zucht en gaat anders liggen. Hij sliep goed afgelopen nacht. Hij denkt dat het komt door Jaafar. Hij gaat Jaafar morgen weer bellen, maar hij wil nu gaan slapen.