BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

10.9 Conjugations

🇳🇱 Vervoegingen

🇬🇧

We hebben twee varianten van de uitgang voor de verleden tijd:

  • De eerste uitgang is -te(n). 
  • De tweede uitgang is -de(n).

Net als bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd eindigt het meervoud op een -n. 

De vuistregel ‘meer mensen, meer letters’ werkt hier dus ook. 

Bij één persoon gebruik je de uitgang -te of -de, bij twee of meer personen gebruik je de uitgang -ten of -den.

hele werkwoord: werken stam: werk vervoeging
enkelvoud ik [stam] + te
of
[stam] + de
werkte
jij / u
hij / zij / het
meervoud wij
jullie
zij
[stam] + ten
of
[stam] + den
werkten

🇬🇧

Hier kun je zien hoe dit werkt in de verschillende stamgroepen.

verleden tijd stamgroep 1 stamgroep 2 stamgroep 3 stamgroep 4
werken praten stoppen leven reizen
enkelvoud 1 ik werkte praatte stopte leefde reisde
2 jij
2 u
3 hij / zij
3 het
meervoud 1 wij werkten praatten stopten leefden reisden
2 jullie
3 zij