BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

7.5 ‘Wat’

🇳🇱 Wat

🇬🇧

Deze les gaan we drie nieuwe onbepaalde voornaamwoorden bespreken. 

Een van die nieuwe onbepaalde voornaamwoorden in deze les is: ‘wat’

‘Wat’ wordt zelfstandig gebruikt, net als ‘iemand’ en ‘iets’. 

Ik heb wat gekocht.
Ik heb iets gekocht.

🇬🇧

Je kunt het onbepaald voornaamwoord ‘wat’ vervangen door het onbepaald voornaamwoord ‘iets’. 

Maar je kunt ‘iets’ niet altijd vervangen door ‘wat’. ‘Wat’ kan namelijk niet altijd op dezelfde plekken of in dezelfde constructies staan. 

Hier zijn drie verschillen tussen ‘iets’ en ‘wat’:

🇬🇧

Het onbepaald voornaamwoord ‘wat’ kan niet aan het begin van de zin staan.

  • De kaas stinkt.
  • Iets stinkt.
  • Wat stinkt.

🇬🇧

Het onbepaald voornaamwoord ‘wat’ kan niet gecombineerd worden met ‘niet’. 

  • Ik begrijp de opdracht niet.
  • Ik begrijp iets niet.
  • Ik begrijp wat niet. ❌

🇬🇧

Het onbepaald voornaamwoord ‘wat’ kan niet gebruikt worden na een voorzetsel.

  • Ik zit op een bankje.
  • Ik zit op iets.
  • Ik zit op wat. ❌

🇬🇧

Eigenlijk moet deze lijst nog een vierde verschil hebben, maar dat verschil gaat over een grammaticaal onderdeel uit een latere les. 

In een latere les gaan we het hebben over de betrekkelijk voornaamwoorden. Een betrekkelijk voornaamwoord kan niet verwijzen naar het onbepaald voornaamwoord ‘wat’.

  • Ik ruik de kaas die stinkt. 
  • Ik ruik iets wat/dat stinkt.
  • Ik ruik wat dat/wat stinkt. ❌

🇬🇧

Het woordje ‘wat’ hebben we al eerder gezien. ‘Wat’ is ook een vraagwoord. 

In een latere les zullen we nog een andere functie van ‘wat’ bespreken. 

Het vraagwoord ‘wat’ vraagt naar één of meer dingen of zaken.

Wat kan ik voor je doen?

🇬🇧

Het onbepaald voornaamwoord ‘wat’ verwijst naar zaken.

Kan ik wat voor je doen?’