π¬π§
Tutorial
4 Topics | 1 Quiz
BLOK 1
1. π‘ Prepositions – part 2
29 Topics | 11 Quizzes
2. π‘ Imperative
11 Topics | 6 Quizzes
3. πͺ Following directions
2 Topics | 7 Quizzes
4. π‘ Nouns – part 2
11 Topics | 9 Quizzes
5. π‘ Ordinal numbers
5 Topics | 4 Quizzes
6. πͺ Specific purchases
2 Topics | 6 Quizzes
7. π‘ Indefinite pronouns – part 2
9 Topics | 7 Quizzes
8. π‘ Indefinite numerals
6 Topics | 4 Quizzes
9. πͺ Sport
2 Topics | 7 Quizzes
BLOK 2
10. π‘ Past tense
14 Topics | 7 Quizzes
11. πͺ Telling a story
2 Topics | 6 Quizzes
12. π‘ Basic sentences – part 2
9 Topics | 11 Quizzes
13. πͺ Describing your job/study
2 Topics | 6 Quizzes
14. π‘ Conjunctions – part 2
10 Topics | 7 Quizzes
15. πͺ Giving your opinion
2 Topics | 6 Quizzes
16. π‘ Relative pronouns
6 Topics | 4 Quizzes
17. π‘ Demonstrative pronouns – part 2
6 Topics | 3 Quizzes
18. πͺ Describing practical problems
2 Topics | 6 Quizzes
BLOK 3
19. π‘ Finished tense
13 Topics | 8 Quizzes
20. πͺ Talking about holidays and weekends
2 Topics | 6 Quizzes
21. π‘ Numerals – part 2
11 Topics | 4 Quizzes
22. πͺ Plotting a timeline
2 Topics | 7 Quizzes
23. π‘ Degrees of comparison – part 2
4 Topics | 4 Quizzes
24. πͺ Making comparisons
2 Topics | 7 Quizzes
BLOK 4
25. π‘ Continuous forms
6 Topics | 2 Quizzes
26. πͺ Giving updates
2 Topics | 6 Quizzes
27. π‘ Future tense
7 Topics | 4 Quizzes
28. πͺ Making appointments
2 Topics | 7 Quizzes
29. π‘ Hypothetical future
7 Topics | 2 Quizzes
30. πͺ Requesting someone to do something
2 Topics | 6 Quizzes
31. π‘ Adverbs
7 Topics | 4 Quizzes
32.π‘ Reflexive verb
7 Topics | 7 Quizzes
33. πͺ The news
2 Topics | 6 Quizzes
7.8 ‘Men’
Men
Soms heeft een woord overlap met verschillende woordsoorten.Β
Het woordje βmenβ is een soort onbepaald persoonlijk voornaamwoord. βMenβ is het derde nieuwe onbepaald voornaamwoord van deze les.
‘Men’ wordt alleen gebruikt als onderwerp van een zin.Β
Het verwijst naar iemand, maar niemand in het bijzonder.Β
Je gebruikt ‘men’ als je het onderwerp niet kan of wil identificeren. Of als je een algemene boodschap wilt geven.
| Men moet respectvol omgaan met ouderen. |
| Men fietst veel in Nederland. |
π¬π§
Je gebruikt het voornaamwoord ‘men’ met de vervoeging van de 3e persoon enkelvoud.Β
βMenβ is een heel formeel woord in het Nederlands.Β
In een meer informele context gebruiken we meestal βjeβ of βzeβ.Β
| Je moet respectvol omgaan met ouderen. |
| Ze fietsen veel in Nederland. |
π¬π§
Met βjeβ verwijs je naar onbepaalde personen.Β
Met βzeβ verwijs je ook naar onbepaalde personen, maar niet naar de spreker en luisteraar.Β
We gebruiken βmenβ in het Nederlands dus alleen bij formele uitspraken. Bij algemene uitspraken gebruiken we meestal βjeβ.
