Nu kun je zelf de persoonlijk voornaamwoorden gebruiken. Kies met deze tabel de correcte persoonlijk voornaamwoorden in de volgende zinnen.
Niet-onderwerp | ||||
---|---|---|---|---|
Nederlands | Engels | |||
Enkelvoud | Prater | 1e persoon | mij/me | me |
luisteraar | 2e persoon | jou/je | you | |
Persoon over wie je praat | 3e persoon man | hem/’m | him | |
3e persoon vrouw | haar/d’r | her | ||
Meervoud | prater | 1e persoon | ons | us |
luisteraar | 2e persoon | jullie | you | |
Persoon over wie je praat | 3e persoon man | hen, hun / ze | them |
🇬🇧
Nu kun je zelf de persoonlijk voornaamwoorden gebruiken. Kies met deze tabel de correcte persoonlijk voornaamwoorden in de volgende zinnen.
Scroll naar rechts voor meer
🇬🇧 Scroll right for more
Niet-onderwerp | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
🇳🇱 Nadruk | Relaxt | Snelle uitspraak | 🇬🇧 Engels | |||
Enkelvoud | Prater | 1e persoon | mij | me | me | |
Luisteraar | 2e persoon | jou | je | you | ||
Persoon over wie je praat | 3e persoon man | hem | ‘m | him | ||
3e persoon vrouw | haar | d’r | her | |||
Meervoud | Prater | 1e persoon | ons | us | ||
Luisteraar | 2e persoon | jullie | you | |||
Persoon over wie je praat | 3e persoon | hen | ze | them |
🇬🇧
Kies de correcte persoonlijk voornaamwoorden.
0 of 10 Questions completed
Questions:
You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.
Quiz is loading...
You must sign in or sign up to start the quiz.
You must first complete the following:
0 of 10 Questions answered correctly
Your time:
Time has elapsed
You have reached 0 of 0 point(s), (0)
Earned Point(s): 0 of 0, (0)
0 Essay(s) Pending (Possible Point(s): 0)
1. Simon heeft een blauwe fiets. Ik zie ___ elke dag.
2. De jongen is gevallen. Kunt u ___ helpen?
3. Ik vind Mariam heel aardig. Ik bezoek ___ elke zaterdag.
4. We gaan naar het feest van Anna. We feliciteren ___.
5. Waar zijn Niels en Donja? Ik zoek ___ overal!
6. We zitten in de wachtkamer. De assistent roept ___. Ze heeft een vraag.
7. “Jij en Klaas zijn heel sportief. We willen ___ uitnodigen voor een proefles atletiek”, zegt de coach.
8. Hoe gaat het met de kinderen? Je zag ___ gisteren, toch?
9. Ik wandel in het park. Dirk en Maud roepen ___.
10. Wil je een beetje zonnebrandcrème? De zon kan ___ rood maken en dat doet pijn.
Hi! We just wanted to let you know that we use cookies on our site. These cookies enhance your experience, improve the quality of our site, and help us show you things that are more likely to be relevant to you. You have the option to manually allow third parties (including our advertising partners) to enable cookies on our website. By clicking 'Accept', you're agreeing to the placement and use of cookies described in our Cookie Policy. That's all. Thanks for reading!