BLOCK 1
BLOCK 2
BLOCK 3
31. πŸ’‘ Prepositions
34 Topics | 8 Quizzes
BLOCK 4

Vocabulary list

πŸ‡³πŸ‡± Woordenlijst

πŸ‡¬πŸ‡§

In deze praktijkles oefen je met lezen, luisteren, spreken en schrijven. Deze woordenlijsten kunnen je helpen. Lees ze door en gebruik ze wanneer je ze nodig hebt.

πŸ‡³πŸ‡± πŸ‡¬πŸ‡§
antwoorden = to answer
begrijpen = to understand
heten = to be called
houden van = to love
kennen = to know
komen = to come
ontmoeten = to meet
praten = to talk
studeren = to study
vinden = to find
vragen = to ask
werken = to work
wonen = to live
zijn = to be
πŸ‡³πŸ‡± πŸ‡¬πŸ‡§
baan (de) = job (the)
dorp (het) = town (the)
hobby (de) = hobby (the)
land (het) = country (the)
leeftijd (de) = age (the)
naam (de) = name (the)
partner (de) = partner (the)
relatie (de) = relationship (the)
stad (de) = city (the)
studie (de) = study (the)
taal (de) = language (the)
vriend (de) = friend (the) (also: boyfriend)
vriendin (de) = female friend (the) (also: girlfriend)
vrienden (de, plural) = friends (the, plural)
vrije tijd (de) = free time (the)
werk (het) = work (the)
πŸ‡³πŸ‡± πŸ‡¬πŸ‡§
goedemiddag = good afternoon
goedemorgen = good morning
goedenavond = good evening
hallo = hello
hoi = hi
makkelijk = easy
moeilijk = difficult
nieuw = new
oud = old
πŸ‡³πŸ‡± πŸ‡¬πŸ‡§
hoe = how
waar = where
waarom = why
wanneer = when
wat = what
wie = who